FME steunt Europees plan om staalindustrie te beschermen
De FME reageert positief op het voorstel van de Europese Commissie om de Europese staalindustrie beter te beschermen tegen oneerlijke concurrentie. Volgens de ondernemersorganisatie is het hoog tijd dat Europa ingrijpt, zeker gezien de mondiale overcapaciteit op de staalmarkt. In 2024 bedroeg de overproductie al ruim 600 miljoen ton, naar verwachting loopt dat in 2027 op tot meer dan 720 miljoen ton. Dat overschot drukt de prijzen en zet Europese producenten zwaar onder druk.
Het probleem ligt vooral bij landen buiten de Europese Unie, waar staalfabrieken met forse staatssteun opereren. Dat maakt het mogelijk om staal tegen kunstmatig lage prijzen te exporteren. Bestaande Europese handelsmaatregelen schieten tekort: producenten weten de regels te omzeilen en krijgen alsnog toegang tot de Europese markt. Hierdoor komen niet alleen banen en investeringen in gevaar, maar ook de voortgang op het gebied van verduurzaming en innovatie.
Met het nieuwe voorstel wil de Europese Commissie het speelveld weer eerlijk maken. Er komen meer gerichte maatregelen die voldoen aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie, zoals product specifieke tariefcontingenten. Ook wil Brussel extra bescherming bieden voor staal intensieve sectoren, waaronder de offshore windindustrie. FME steunt die aanpak, maar vindt dat de voorgestelde termijn van twee jaar voor aanvullende maatregelen te lang is.
Tegelijk vraagt FME om aandacht voor de uitvoerbaarheid van de plannen. De administratieve lasten voor bedrijven, zeker voor het mkb, moeten beperkt blijven. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende ruimte blijft voor de import van specifieke staalsoorten die in Europa nauwelijks worden geproduceerd, zoals roestvast staal.
FME dringt erop aan dat de Europese instellingen het voorstel met spoed aannemen, zodat de nieuwe regels uiterlijk begin 2026 in werking treden. Alleen dan kan de Europese staalindustrie zich staande houden in een wereldmarkt die steeds meer uit balans raakt — zonder dat dit ten koste gaat van innovatie en verduurzaming.