De Nederlandse staalindustrie lijkt een van de grootste winnaars te worden van de nieuwe Europese importheffing op staal. Dat blijkt uit een recente analyse van economen van Rabobank. Volgens hun berekeningen zal de Nederlandse staalproductie op lange termijn 11,5% hoger liggen dan zonder de maatregel – ruim boven het eurozonegemiddelde van 9,5%.

De Europese Commissie wil de eigen staalproducenten beschermen tegen de toenemende stroom goedkoop staal uit landen als China, Turkije en het Verenigd Koninkrijk. Daarom stelt Brussel voor om de importquota flink te verlagen en het tarief boven die limiet te verdubbelen van 25% naar 50%. De maatregelen moeten ingaan zodra de huidige heffingen in juni 2026 aflopen.

Voor Nederland pakt dat gunstig uit volgens Rabobank-econoom Wouter Remmen. “De Nederlandse staalproducenten, met Tata Steel IJmuiden als veruit de grootste, exporteren relatief veel binnen de EU. Als de import afneemt, krijgen zij een sterkere marktpositie.” Vooral niet-EU-landen zullen minder naar Europa exporteren, waardoor de interne Europese handel toeneemt.

Toch kent het plan ook verliezers. Sectoren die veel staal verwerken – zoals de scheepsbouw en producenten van transportmiddelen – krijgen te maken met hogere inkoopprijzen en een verslechterde concurrentiepositie. De Commissie verwacht dat de staalprijzen op lange termijn met zo’n 1,7% stijgen.

Remmen nuanceert: “Op korte termijn stijgen de prijzen, maar doordat Europese producenten hun capaciteit uitbreiden, komt er later weer meer aanbod, wat de prijzen drukt.”

Ondanks de beschermingsmaatregel blijft de totale Europese staalproductie volgens de Europese Commissie dalen: in 2030 ligt deze nog altijd 8% lager dan in 2025. Zonder de nieuwe importheffing zou die krimp echter ruim twee keer zo groot zijn.

Nederland mag dus profiteren, maar de Europese staalmarkt blijft voorlopig een fragiel evenwicht tussen bescherming en concurrentiekracht.