Uit recent marktonderzoek van AFRY, in opdracht van FME, blijkt dat de groothandelsprijzen voor elektriciteit in Europese landen de komende jaren steeds dichter naar elkaar toegroeien. Vanaf circa 2030 wordt het verschil tussen de prijzen aanzienlijk kleiner, wat vooral gunstig is voor de Nederlandse industrie.

De belangrijkste motor achter deze ontwikkeling zijn de sterk toegenomen grensoverschrijdende elektriciteitsverbindingen en de gezamenlijke groei in duurzame energieopwekking in heel Europa. Door een steeds homogener energiemix van zon, wind en waterkracht, profiteren landen van betere interconnecties die overschotten en tekorten met elkaar kunnen opvangen. Dit reduceert prijsverschillen tussen koplopers als Spanje, Frankrijk en Nederland tot minimale niveaus binnen vijftien jaar.

Voor Nederland betekent dit dat ons land – dankzij zijn stevige basis van offshore windcapaciteit, moderne infrastructuur en strategische ligging – een voorsprong heeft ten opzichte van buurlanden zoals Duitsland en België. Alleen Zweden vormt nog een uitzondering met structureel lagere prijzen, als gevolg van lage binnenlandse vraag. Maar ook daar zou bij grootschalige industriële groei regionale prijsopdrijving optreden richting Europees gemiddelde.

FME wijst er echter op dat lagere groothandelsprijzen slechts één deel van de kostenformule vormen. Nederlandse bedrijven kampen nog altijd met relatief hoge nettarieven en energiebelastingen — hogere lasten die voortkomen uit nationaal beleid en in andere landen vaak milder zijn. Deze discrepanties kunnen een oneerlijk nadeel vormen, tenzij ook de beleidskaders worden bijgesteld.

Het AFRY‑rapport schetst een gunstig toekomstscenario voor de transitie van de duurzame industrie in Nederland. De combinatie van solide netwerken, groeiende offshore windproductie en grensoverschrijdende marktintegratie biedt een serieuze basis voor verdere elektrificatie, verduurzaming én versterking van de strategische autonomie van het Nederlandse industrie‑ecosysteem.