richtlijn-zzpTLN en EVO reageren teleurgesteld op het besluit van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van het Europees Parlement om zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) onder de arbeidstijdenrichtlijn te laten vallen. Onder die richtlijn mogen ZZP-ers niet langer dan 48 uur per week werken. De commissie vindt dat er geen onderscheid gemaakt moet worden tussen chauffeurs in loonsdienst en zelfstandigen.

EVO en TLN zijn echter van mening dat beperking van de werkweek van zelfstandigen het vrije ondernemerschap ernstig schaadt en bovendien geen bijdrage levert aan de verkeersveiligheid. De organisaties roepen het Europees Parlement dan ook op om zelfstandigen niet onder de arbeidstijdenrichtlijn te laten vallen.

EVO en TLN wijzen erop dat zelfstandige ondernemers over het algemeen meer arbeidsuren verrichten dan de gemiddelde werknemer, omdat zij naast het uitoefenen van het beroep, ook werkzaamheden verrichten ten behoeve van hun onderneming. Dit geldt voor zelfstandige ondernemers in alle sectoren, ook als het gaat om risicovolle beroepen.

Voor zelfstandige ondernemers in het goederenvervoer over de weg geldt als risicovolle omstandigheid dat zij aan het verkeer deelnemen. Om de veiligheid te waarborgen geldt voor alle beroepschauffeurs, of zij nu in loondienst zijn of als zelfstandige ondernemer opereren, de rij- en rusttijdenverordening. Deze worden minutieus gecontroleerd door de (digitale) tachograaf en op overtredingen staan hoge boetes. Naast het rijden, dat de hoofdactiviteit vormt wordt nog een beperkt deel van de tijd besteed aan laden en lossen en administratie van het voertuig.

Het invoeren van arbeidstijden voor zelfstandige ondernemers in het goederenvervoer over de weg voegt derhalve niets toe of af aan de verkeersveiligheid; deze wordt al gewaarborgd door de rij- en rusttijdenverordening. Het invoeren van arbeidstijden zou voor deze zelfstandigen slechts een beknotting in hun ondernemersactiviteiten activiteiten betekenen. Hiermee zou het ondernemerschap in deze sector zwaar beknot en tegengewerkt worden, als enige sector in heel Europa.

Eerder had de Transportcommissie van het Europees Parlement dit voorstel juist gesteund. Maar de commissie Sociale Zaken en werkgelegenheid heeft in dit dossier de belangrijkste stem. In april zal het voltallige Europees Parlement zich over het voorstel uitspreken. Daarna moeten ook de lidstaten van de Europese Unie nog instemmen.