Home / Metaalwerkgevers: Geen basis voor cao-overleg
Na lezing van de voorstellenbrief van FNV Bondgenoten kwam de stoom bij FME-CWM-voorzitter Jan Kamminga uit de oren. „De afspraken die zij willen maken, zijn afspraken voor ontslag.”
Kamminga is de voorstellenbrief met een rekenmachientje nagelopen en komt op een kostenstijging van zo’n 7% voor werkgevers. Grote happen daarbij zijn onder meer de loonstijging, waarvoor Kamminga 2% rekent en verhoging van het aantal opleidingsdagen voor werknemers (1%).
FNV Bondgenoten wil ook een extra pensioenpremie heffen van 2%, om een vut-overgangsregeling te betalen. Aanvankelijk werd die regeling vanuit opgespaarde pensioenreserves, maar door de ingezakte dekkingsgraad mocht dat niet meer. De tijdelijke premie moet door de werkgevers opgebracht worden, aldus de bond. Maar Kamminga weigert. „Ik ben zeker niet tegen de regeling, maar in het verband van dit hele pakket eisen kan dit niet.”
De FME-voorman gaat de brief terugsturen naar de bond. „Dit is geen basis voor onderhandelingen.” Daarmee staan de gesprekken, die in de tweede week van januari zouden beginnen, steeds meer op losse schroeven. De metaalcao, die voor 180.000 werknemers gaat gelden, kan daarmee een valse start betekenen voor het komende cao-jaar.
Eerder maakte FNV Bondgenoten zich al kwaad over de weigering van de werkgevers om de overgangsregeling in de lucht te houden. Bondsbestuurder Jos Brocken noemt het optellen van de kosten en het plan afschieten „een onzinredenering”. „Als we een goed pakket arbeidsvoorwaarden kunnen afspreken, wordt de looneis 1,25%. Daarnaast is het helemaal niet zeker of we die 2% premie voor de overgangsregeling ook volledig nodig hebben. En die premie kan weer stoppen als de dekkingsgraad weer op orde is.”
Kamminga is woedend over de bondsvoorstellen „Onze sector staat voor hele grote problemen. Dan is het onbeschaamd om te willen onderhandelen op basis van een kostenstijging van 7% voor werkgevers. Het zou betekenen dat als je de inkomsten niet kunt laten stijgen, 1 op de 14 werknemers moet vertrekken.”
Ook is Kamminga woest over de opmerking van de bond dat zij werkgevers de rekening zal presenteren als werknemers schade ondervinden van de wetgeving rond de hogere aow-leeftijd. „Ze willen ons dus niet alleen laten betalen om met 62 jaar te kunnen stoppen met werken, maar ook om die twee jaar tussen 65 en 67 te overbruggen. Onacceptabel.”