Het kabinet heeft de doelstellingen in de Kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform verlaten en heeft zijn ambities voor de ontwikkeling van kennis en innovatie in Nederland naar beneden bijgesteld. In cijfers vertaald betekent dit dat er niet langer 1 procent van het bruto binnenlands product wordt besteed aan kennis en innovatie, maar slechts 0,7 procent, het gemiddelde in de OESO-landen. Die OESO-norm wordt nu de maatstaf.
De toezegging dat er vanaf het eind van de volgende regeerperiode jaarlijks 3 miljard euro méér wordt geïnvesteerd in kennis en innovatie, lijkt op losse schroeven te staan. Dat wordt in verband met het hoge financieringstekort “niet haalbaar” geacht, aldus een bericht in het Financiële Dagblad.
In reactie hierop schrijft Jan Kamminga (voorzitter van wondernemersorganisatie FME/CWM) in zijn weekblog;
“Ik begrijp dat er straks flink moet worden bezuinigd. De overheid moet haar consumptieve uitgaven gaan beperken, niet de investeringsuitgaven. Een slechtere keuze kan namelijk niet worden gemaakt. Uitgerekend bezuinigen op de kenniseconomie, terwijl wij daar – zeker als de economische crisis achter de rug is – juist zo afhankelijk van zijn.
Willen we ook op termijn groei van welvaart en welzijn bewerkstelligen, dan moeten we ervoor zorgen dat we blijvend fors investeren in kennis en innovatie. Wat we daarvoor nodig hebben is een overheid die actief is als launching customer, op de gebieden duurzaamheid, gezondheid, veiligheid, infrastructuur en noem maar op.
Wat mij daarom ernstig verontrust, is het onvermogen van de overheid de tijd ‘te verstaan‘ en het gebrek aan slagvaardig opereren. Het ontbreekt aan visie, aan leiding en aan overtuigingskracht. Terwijl die hard nodig zijn, want over vijf jaar leven we in een andere wereld. Als wij er niet in slagen onze BV Nederland aan te passen, worden wij aangepast.”