Deze week wordt in Brussel door de Europese Commissie de Raw Materials Week georganiseerd. Kopstukken uit industrie, politiek en wetenschap komen samen om te praten over de rol van metalen in de vergroening van de Europese economie. Niet iedereen zal meteen denken aan het belang van staal, koper, ijzer, tin en aluminium als het gaat om het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen. Maar dat is ten onrechte. Ze vormen de bouwstenen van de groene economie en spelen een essentiële rol in de circulaire economische strategie, die de Europese Commissie in 2015 heeft gelanceerd.

“Non-ferrometalen zijn absoluut essentieel voor de duurzame transitie in Europa, vanwege hun centrale gebruik in baanbrekende technologieën zoals schone mobiliteit, hernieuwbare energie en batterijen”, zo laat Guy Thiran, directeur-generaal van de Brusselse metaalindustrievereniging Eurometeaux, weten aan het pan-Europese nieuwsnetwerk Euractiv. Dit standpunt wordt door Brusselse beleidsmakers onderschreven. “Hoe meer groene technologieën we inzetten, hoe meer grondstoffen we nodig hebben”, aldus Peter Handley, hoofd van de grondstoffenafdeling van de Europese Commissie. “Een voorbeeld: een windturbine van 3 megawatt bevat 335 ton staal, 4,7 ton koper, 1200 ton beton, 3 ton aluminium, 2 ton zeldzame aardelementen en zink en molybdeen.”

Uit een rapport dat vorig jaar door de Wereldbank werd uitgebracht, bleek dat aluminium, kobalt, koper, ijzererts, lood, lithium, nikkel en zink allemaal in aanzienlijk grotere hoeveelheden nodig zijn om de wereldwijde doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie te halen.

Sceptisch

Niet iedereen is echter enthousiast over het groeiende gebruik van metalen om de groene economie aan te jagen. “De circulaire economie zou echt moeten gaan over het verminderen van het gebruik van materialen en het hergebruiken van afval”, aldus Jean-Pierre Schweitzer van het Europees Milieubureau (EEB), een netwerk van groene NGO’s. “Als we zoveel metalen nodig hebben dat we naast hergebruik óók meer mijnbouw gaan plegen, is dat niet goed.” Schweitzer tekent aan dat de voorraad metalen in de grond niet alleen eindig is, maar dat hun raffinage ook veel energie verbruikt en daarmee voor een grote ecologische voetafdruk zorgt.

Dat energiegebruik van de industrie valt daarom ook onder het Europese emissiehandelssysteem (ETS). Het ETS beperkt de hoeveelheid co2 die de industrie kan uitstoten en dwingt bedrijven om extra emissierechten te kopen. Dit is tegen het zere been van de Europese metaalindustrie. De metaalsectoren, met name de aluminium-, staal- en kopersector, beklagen zich erover dat het ETS hen een concurrentienadeel ten opzichte van niet-Europese bedrijven oplevert. Daarmee ontstaat het risico dat de productie naar buiten Europa wordt verplaatst. Dit zou juist de milieudoelstellingen schaden die het ETS wil bevorderen. De metaalsector is van mening dat de nadruk moet liggen op het minimaliseren van de emissies vanuit een levenscyclusperspectief, met inbegrip van de emissies van grondstoffen en emissies aan het einde van de levenscyclus. Zo verbruikt de koperproductie bijvoorbeeld een aanzienlijke hoeveelheid energie, maar eenmaal geproduceerd kan het materiaal steeds opnieuw worden gerecycled.

Metaalproducenten hopen ook tijdens de Raw Materials Week de sceptici ervan te overtuigen dat ze een constructieve rol spelen in de overgang naar een groene economie.